Poëzie in beweging

Interview met Anne Provoost – Alja Spaan
een uitwisseling met MEANDERmagazine

MEANDERmagazine is een blog van onze noorderburen. Toevallig ontdekte één van de recensenten onze blog KUNSTPOORT. MEANDER contacteerde ons en dat resulteerde in een uitwisseling van een publicatie. Graag plaatsen wij het interview met Anne Provoost van MEANDER in de kijker en op hun beurt publiceren zij het KUNSTPOORT interview met dichter Rob Van de Zande.
https://kunstpoort.com/2022/01/25/dichter-rob-van-de-zande-een-romanticus-pur-sang/

MEANDER is een literair e-magazine over poëzie en heeft tot doel literatuur onder de aandacht te brengen van een breed publiek, gebruikmakend van de mogelijkheden van het internet. Ze besteden vooral aandacht aan aankomende dichters, publiceren elke dag beschouwingen, recensies, columns, interviews, hebben verschillende series lopen en nemen ingekomen kopij serieus.
Voor meer info https://meandermagazine.nl/

Wekelijks stuurt meandermagazine een nieuwsbrief naar een ieder die interesse heeft in poëzie. Gratis en voor niks.

INTERVIEW ANNE PROVOOST

‘De dichtkunst drukt het onvermogen uit om ons diepste zelf te verwoorden.’
interviewer Alja Spaan

foto © Mathias D’Haen

Anne Provoost schrijft romans, essays, korte verhalen en sinds kort ook poëzie. Ze is lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Zij won met haar werk de Gouden Uil, de LIBRIS Woutertje Pieterseprijs, twee keer een Zilveren Griffel, twee keer de Gouden Zoen. Haar roman –Vallen- werd verfilmd. Voor -In de zon kijken- kreeg ze de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap, dat is de voormalige Staatsprijs voor Literatuur. Haar werk is in twintig talen vertaald.

Alja Spaan Onlangs verscheen je eerste gedichtenbundel Krop, gefeliciteerd daarmee. Waarom koos je na alle romans, kinder- en jeugdboeken en essays nu voor een gedichtenbundel?

Anne Provoost Ik werk al meer dan tien jaar aan het oorlogsverhaal van mijn grootmoeder in de Belgische Westhoek. Zij werd als klein meisje per trein weggevoerd uit de frontstreek in het jaar 1915 omdat in haar dorp aan het Ieperleekanaal de Duitsers de eerste grote aanval met gifgas inzetten. Onze overheid heeft na die inbreuk op de Conventie van Den Haag vier jaar lang kinderen weggehaald uit de gevarenzone. Ik wist nagenoeg niets van die grootscheepse evacuatie tot de VRT me vroeg om hier samen met Rita Mosselmans een documentaire over te maken voor Canvas. Ik dacht dat het bij die docu zou blijven, maar op een of andere manier heb ik zonder het goed te beseffen dat verhaal vervolgens geïnternaliseerd. Vooral het feit dat de kinderen – het waren er bijna 20.000 – met treinen werden weggebracht zette zich vast in mijn hoofd. De cadans van de stampers van de locomotief en het slaan van de ijzeren wielen op de bielzen werden ineens hoorbaar in mijn zinnen. Ik begon met een dreun te schrijven, alsof ik spoken word maakte, of misschien was het mitrailleurvuur. De dieperliggende reden was allicht dat ik best wel verbijsterd was over de wreedheid van wat zich in mijn geboortestreek heeft voorgedaan zonder dat iemand me er ooit over heeft verteld: kinderen die werden verminkt door granaatscherven, kinderen met een handicap die spoorloos verdwenen, familieleden die stierven. De nadruk op ritme ging zo ver dat ik de inhoud van mijn verhaal begon te wijzigen, in functie van versvoeten, en dat in een prozatekst. Zeker in een roman die op werkelijke feiten is gebaseerd is dat natuurlijk niet de bedoeling. Ik wilde van die cadansstress af, die hang naar klankmaat moest uit mijn systeem, en zo kwamen de gedichten.

Alja Spaan Recensent Herbert Mouwen, Meander, gelooft niet in ‘het gescheiden houden van de verschillende schrijfgenres waarvan een auteur zich bedient.’ Jij wel?

Anne Provoost Voor mij is het onderscheid heel scherp. In een journalistieke tekst is er een obligate één op één verhouding met de werkelijkheid. In een fictietekst wordt die verhouding minder stringent, maar hij is er nog steeds, want dubbelzinnigheid leidt ook daar tot misverstanden. Poëzie doet het omgekeerde. Betekenis is niet langer de essentie. Er gebeuren interessantere dingen in een gedicht dan het overbrengen van beduidenis.

Appelflauwte
Opgedragen aan Herman de Coninck

Degenen die er zo zeker van zijn dat het leven
van hen is mogen over mijn geboortewond praten
terwijl ik nog een beetje drink

Zoals we gedichten niet begrijpen omdat ze
in onze ogen schijnen, blijft alles wat hier staat
behoorlijk geslepen, want Nederlands is mijn
tweede taal en de film van mijn vroege beschaving
kan breken

Mijn heldere gedachten botsen als platen
want een letterlijke vertaling dobbert
als een meerboei in een plas

Mijn oude iconen zijn door Scheideggers geratel
al lang van de plank
hun zuivere intenties tot proppen gedraaid
met hun roep om meer klaarheid

Van dat beeld kan ik niet slapen, ook al
dwaalt er in iedere controverse een waarheid
dus houd ik mijn zachte meesters tussen mijn regels
als tussen smetteloos witte lakens en val regelmatig flauw
maar laat het niet zien

Alja Spaan Waarin verschilt het schrijven van poëzie met al je voorgaande werk?

Anne Provoost Je veroorzaakt een sensatie, eerst bij jezelf, later wellicht ook bij je lezer. Gedichten laten deurtjes in de hersenen openklappen. Je zet al het cognitieve opzij, je haalt de letterlijkheid weg, je hijst de witte vlag en geeft toe dat betekenis meestal tekortschiet, en dat je dus andere middelen zult inzetten om een indruk of een gevoel of een toestand van een zender naar een ontvanger te laten gaan. Meer hermetische verzen invoegen is een manier om net dat aan de lezer duidelijk te maken. Je zegt eigenlijk: ik ben vrij en jij ook, dus laat je meevoeren, kom in mijn krochten, geef je weerstand op, misschien ontmoeten we elkaar dan wel.

Alja Spaan Mouwen haalt uit een radio-interview van je dat ‘het een kwestie was van iets dat eruit moest, het zat opgekropt.’ Is het schrijven noodzakelijk (geweest) voor jezelf of wilde je een algemeen gevoel verwoorden?

Anne Provoost Die gedichten schrijven was voor mij in ieder geval geen hobby. Het voelde meer als een kuur. Ik moet wanneer ik schrijf altijd wel iets kwijt, maar ik moet het daarom niet altijd kwijt aan een publiek. In eerste instantie deelde ik mijn gedichten met intimi, onder meer met kunstenares Annabel Keijzer in Amsterdam, die er dan telkens een heel kleurrijk schilderij bij maakte. Gedichten gaan voor mij om het spel, om de dans, het slaan van de hakken. Ik hoop oprecht dat de lezer van mijn bundel de uitbundigheid voelt van een vrouw van 57 die als een kind de mogelijkheden ontdekt van het dichten.

Alja Spaan Uit dat interview spreekt ook dat je denkt aan de lezer terwijl je schrijft – je wilt ‘de woorden en hun mogelijke betekenissen samen onderzoeken’. Is de taal van de poëzie rijker? Heeft het de interactie met de lezer nodig? Is juist niet bij poëzie de taal omgebogen tot een duidelijke vorm?

Anne Provoost Een schrijver is allicht op zoek naar een lezer, maar hij is ook zijn eigen lezer. Elk menselijk brein heeft altijd wel schizofrene potentie, vermoed ik, en dus kun je als schrijver ook de ontvanger zijn van je eigen gedicht. Gedichten worden de hoogste vorm van taalgebruik genoemd, en dat zijn ze ook. Maar poëzie is daarom nog geen hogere kracht. De dichtkunst drukt het onvermogen uit om ons diepste zelf te verwoorden. Vaak maakt die dus gewoon duidelijk dat we helemaal niet in staat zijn om die woorden ook echt te vinden. We botsen op het onzegbare, en we zoeken er metaforen voor, maar dat betekent niet dat we daarmee een stap dichter bij het onzegbare zijn gekomen, laat staan dat we het hebben geïnterpreteerd of verklaard. Onze geest is nu eenmaal sterk begrensd, onze harde schijf te klein voor een hoop fundamentele inzichten. Poëzie kan daar niet veel aan veranderen. De dichter bezweert zijn gedachten door ze door op papier te zetten, meer niet. Om te leven en te overleven is de wetenschap nuttiger dan de poëzie. Van zodra men poëzie omschrijft als iets esoterisch – ik denk bijvoorbeeld concreet aan de beweringen van Mathias Desmet die nu in Vlaanderen ineens actueel zijn – haak ik af. Een duidelijke vorm? Ik zou zeggen, er is vorm, maar hij is niet altijd duidelijk.

Alja Spaan Mouwen zegt dat hij ‘soms vastloopt in de stapeling van beelden’. Is dat erg?

Anne Provoost Het gedicht lijkt een organisme, maar is het niet. Een organisme groeit uit zichzelf, en een gedicht wordt door een dichter gemaakt. Op een gedicht kun je ingrijpen. Al kan dat ingrijpen ook tegenvallen. Soms probeer ik twintig wijzigingen uit, om dan weer uit te komen bij de allereerste versie. Ik kan zelf ook niet goed tegen stapelingen van beelden. Je moet nooit proberen alle hoeken van de kamer ineens te laten zien. Ik dacht dat ik mijn beelden strak in de hand had, want elk gedicht baken ik af met mentale strepen in het zand. Vanuit één basiskleur vertrekken, en enkel afwijken om te contrasteren, niet om te variëren, is voor mij een belangrijke vuistregel. Maar ik zal vast niet de enige zijn die dichterlijke principes beter kan belijden dan ze in de praktijk omzetten.

Alja Spaan Je dicht over alledaagse dingen, stelt hij. Hoe ga je te werk?

Anne Provoost Het is de cadans die het voortouw neemt. De woorden echoën in mijn hoofd tot ik ze neerschrijf. Ik zoek naar wat woorden in nieuwe combinaties verluiden, en hoe ze dat doen. En ik stel verluiden hier bewust tegenover verbeelden. Beelden zijn maar beelden. In een crisis is naar mijn ervaring het eerste wat je wil doen taal vinden zodat je het overweldigende ervan kunt saucissoneren. Daarzonder ben je in vrije val. Taal is ons meest menselijke houvast. Als de crisis toeslaat vind je de werkelijkheid niet terug, maar je vindt er misschien wel enige taal voor. Het gebeurt dan dat we een gedicht of een dichter iets universeels ‘toedichten’, maar dat is er volgens mij enkel door projectie. Misschien is dat wat Mouwen bedoelt met die ‘alledaagsheid’. Als aan mijn gedichten allerlei universele waarden zouden worden toegekend, dan zou ik me daarvan distantiëren, denk ik. Elk gedicht blijft voor mij anekdotisch. Het is geschreven doordat mij iets is overkomen of opgevallen, niet iemand anders. Een vrouw die dood wordt binnengebracht op de spoedafdeling in Gujrat in Pakistan omdat ze een abortus heeft ondergaan, mijn betovergrootmoeder die werd gedwongen met haar twintig jaar oudere schoonbroer te trouwen nadat haar zus in het kraambed stierf, mijn neef die verongelukte op zijn fiets, mijn ouders die voor het eerst hun achterkleinkind ontmoeten als het al maanden oud is omdat ze het niet hebben mogen zien vanwege Covid, twee vrouwen in Frankrijk die worden vrijgesproken nadat ze hun man hebben vermoord, … de alledaagsheid van leven en dood inderdaad. Ik wilde geen ingesloten of symbolische wijsheden in mijn gedichten stoppen. Anderen mogen dat doen, maar ik ga die interpretaties beamen noch ontkennen. Ik verkoop geen wijsheid. Ik zou veel te ongerust zijn om als betweterig over te komen, of om een aanbieder te zijn van tegelwijsheden. Enkel de wetenschappen zijn een goed kompas als je wijsheid zoekt, want de wetenschap is onze echte gedeelde werkelijkheid. Kunst is zoals de liefde, beide zijn fantastisch om te hebben, maar de poëzie moet niet willen fungeren als een parallelle wereld om dingen op te lossen. Gedichten kunnen misschien een mens genezen, maar ze kunnen de wereld niet genezen. Wie het laatste veronderstelt leeft in een delusie.

Pik-pik-pik

Het einde begint als na een winter van monocultuur kauwen boven het meer
zweven als marionetten aan draden, zich verspreiden in een hoek van de
afbeelding en zich keren tot het straatparlement dat erin slaagt de hele schepping
in één gewichtloze lengte te dragen: ze bijten een hoekworm in helften.

We krijgen koude en broze voeten op deze weg van oud koraal, want we hebben
een kwestie over het hoofd gezien, we zijn in de atlas van broedvogels gaan staan,
apen en andere grondbewerkers hebben de meer realistische kijk gehad: zij
trokken zich terug in de wereld die dan toch niet vergaat zoals aangekondigd in
dat andere gedicht.

De machine die onze leeftijd kan raden verlaat het station als een sneltrein, een
aandeel terug voor elke minuut dat hij is vertraagd, de vooruitgang ebt weg,
het lied van de zangers van diverse pluimage raakt ons met een snavel, drukt ons
verlangen over de rand waar wij lijken te –

Alja Spaan Ook noemt hij dat het voor je prozawerk kenmerkend is dat je pijnlijke kwesties verzwijgt. Je gedichten daarentegen zijn heel direct. Geeft poëzie je daarmee meer kansen dan proza?

Anne Provoost De gedichten zijn een uitlaatklep voor mijn bezorgdheid over onder meer liefdes die groter worden naarmate je beseft dat je ze kunt verliezen. Ze opschrijven voelde echt als het lossen van een ventiel. Het genre was gewoon geschikter dan proza om de totale ontreddering te beschrijven die opsteekt als je èn in een pandemie zit, èn in een klimaatcrisis, èn je daarbij ook nog eens vaststelt dat je in een razend tempo veroudert. Ik kan er niets aan doen, maar dan ga ik op zoek naar handvatten om situaties vast te pakken en te beheersen. De handvatten zitten in het verwoorden, met cynisme en relativering, en in de esthetische ervaring die je krijgt als een versregel goed bolt. Dat laatste altijd onder voorbehoud. In crisistijd wordt de poëzie vanzelf een stuk minder lyrisch.

Zoals je nog zei toen ik stierf

Zoals je nog zei toen ik stierf waren we gewoon
lichamen bezorgd om de wind, chimaera’s
van vreugde en blijheid. We ademden en zuchtten
met de regelmaat van vallende appels.
Ons licht startte in ramen. We moesten
absoluut de klokken verslaan, want er zat geen geluid
in het gerucht. De zon werd een vuurvogel en
we leefden om het antwoord te horen, maar
het probleem werd niet opgemerkt door God de Vader.
Alles is rakelings voorbijgegaan behalve het vergeet-me-niet.
Het ga-niet-weg werd zo gewichtig als de steen
op een graf.

Er stond een boom in het bos met een gat in de bast,
daar woonden internettrollen, ze hadden gebochelde
ruggen en een slavencomplex. We lieten ze slapen, we wilden
niet een heel persoon de oven in duwen, het wordt zo ook
wel donker als een ongeschilde aubergine. De beek raakte lek
en de koeien werden vlekken, en hoogten en diepten hielden
slechts met lijm nog contact.

Dus scheld me nu maar uit met je laatste woorden, want
er is tussen ons iets enorms aan de gang. Maak me
jaloers op mezelf. De herfst heeft een koude ziekte, maar
wij hebben de kinderen, er branden waxinekaarsen
in de palm van hun hand.

Alja Spaan Hoe belangrijk is het fysieke element in je gedichten? Mouwen noemt het soms ‘de erotische laag’.

Anne Provoost De beslissing om poëzie aan te bieden aan de lezer is aan de liefdesdaad verwant. Je mompelt iets onverstaanbaars, en je probeert de ontvanger te verleiden om mee te gaan tot het eind. Dat is voor beide partijen zowel betoverend en beangstigend. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Een gedicht kan je veranderen. Die liefdesdaad mag je heel breed opvatten. Zinnen formuleren impliceert bijna altijd uitreiken naar iemand anders, meerdere individuen samenbrengen rondom iets wat potentieel kan worden gehoord en begrepen, en dus gemeenschappelijk wordt.

Alja Spaan Kun je je herinneren wat het eerste gedicht was dat je las?

Anne Provoost Toen ik veertien jaar oud was beantwoordde ik een oproep in de krant. Een zanger vroeg naar teksten om te toonzetten, en ik zond mijn pubergedichten in. Ik kreeg een heel lange brief terug, handgeschreven, want zo ging dat in die tijd. De zanger had boven mijn gedichten streepjes en boogjes gezet. Hij legde uit dat versvoeten noodzakelijk waren als je van een tekst een lied wilde maken. Sindsdien weet ik dat gedichten alles met muziek te maken hebben. Veel jonge mensen vandaag hebben dat veel eerder dan ik begrepen. Ze maken van poëzie een collectieve ritmische bezwerende beweging in plaats van in te zetten op verstilling.
Ik denk overigens dat die hang naar dansmaat en fonetische nadruk eigen is aan een maatschappij onder spanning.

Alja Spaan Op Wikipedia staat dat je begon met schrijven toen je vier was maar dat nog niet echt kon en daarom de verhalen aan je moeder dicteerde. Wat een heerlijke start. Heeft je moeder je altijd gelezen?

Anne Provoost Ze leest me inderdaad nog steeds. Ze leest ook alle recensies. Laatst was haar reactie: ‘Hmm, die begrijpt het denk ik of… de auteur heeft het nog anders bedoeld! Laat ze maar gissen.’ Ze heeft door dat wat dubbelzinnig is, of triple-zinnig of quadruple-zinnig, in even grote mate wordt veroorzaakt door de lezer als door de schrijver. De schuifjes zijn open gegaan, de lezer is aan het ‘verlezen’, in mijn dialect betekent dat sorteren wat nuttig voor je is, en zo hoort het.

De gedichten in dit interview komen uit de bundel Krop.

Dichter Rob Van de Zande: een romanticus pur sang

copyright foto Bernadette Van de Velde

Kunstpoort reporter Bernadette Vandevelde portretteerde dichter Rob Van de Zande voor de backcover van zijn weldra te verschijnen boek: Minnebrieven -Brieven aan Haar- uitgeverij Aspekt. Weldra kleurt op Valentijn de liefde donkerrood. Als aanloop naar deze feestdag van de liefde laten we graag een ‘minnedichter’ aan het woord. Zoals het een schrijver past, antwoordt hij het liefst schriftelijk op onze vragen.

Kunstpoort Wanneer ontdekte je dat je graag schreef?
Rob Van de Zande Het gekke hieraan is dat ik eigenlijk nooit graag heb geschreven. Van bij het begin voelde het al aan als iets dat ik moest doen, niet iets dat ik graag deed.

Kunstpoort In welke levensfase ben je beginnen schrijven?
Rob Van de Zande Als prille twintiger.

Kunstpoort Je bent een klassiek dichter. Is er nog interesse voor klassieke dichtkunst?
Rob Van de Zande In de tijd van de Romantiek was er interesse in klassieke dichtkunst – het was toen de enige vorm van dichten die populair was. Heden ten dage is er meer interesse in moderne poëzie. Men leest liever hippe woorden, die de identiteit van de maker verraden, dan archaïsche raadsels, denk ik.  

Kunstpoort Vind je je sonnetten toegankelijk voor een groot leespubliek? Is het een niche? Vind je gemakkelijk een uitgeverij?
Rob Van de Zande Nee, toegankelijk voor een groot leespubliek zijn ze niet en zullen ze waarschijnlijk ook nooit zijn. Een niche? Beslist niet. Nu is het gemakkelijker voor me om een uitgeverij te vinden dan pakweg vijftien jaar terug. Maar dat heeft te maken met de kwaliteit van mijn werk. Iedereen groeit naarmate men het vaker doet. En dat was in mijn geval niet anders. Het duurde jaren vooraleer ik mijn persoon in de dichtkunst ontdekte.

Kunstpoort Waarom kies je voor sonnetten? Kan je daar in kwijt wat je echt wil zeggen? Waarschijnlijk moet je heel veel sonnetten schrijven om in het in de vingers te krijgen of gaat het bij je vanzelf?
Rob Van de Zande Aanvankelijk schreef ik voornamelijk kwatrijnen en korte verzen. Pas in mijn derde manuscript ben ik me echt gaan toeleggen op sonnetten. Een goed sonnet kunnen schrijven is als een ambacht, het vergt heel wat oefening en kunde. Zoiets – of je moet een wonderkind zijn – moet men leren. En hoe vaker je het doet, hoe beter je erin wordt. Je kan meer kwijt in een ballade dan in een sonnet, omdat je meer (speel)ruimte hebt. In een sonnet ben je gebonden aan de vorm en het rijm. In veertien regels ben je meer beperkt dan in dertig of veertig regels. Maar voor mij is dat nu de enige vorm van dichten, afgezien van mijn dichterlijk maatwerk, die ik opzoek én die mij opzoekt.

Kunstpoort Je werkt ook vaak in opdracht. Is dat niet moeilijker dan vanuit je innerlijke ziel te schrijven? Ontdek je zo onderwerpen, thema’s waar je anders nooit zou over dichten? Ben je meestal tevreden over deze ‘toegepaste’ dichtkunst?
Rob Van de Zande Ik schrijf altijd vanuit mijn ‘innerlijke ziel’. Anders zou het niet lukken. Een vers bij een beeld maken is een uitdaging. En op dat gebied zoek ik die maar al te graag op. Maar het is eerder een kwestie van erop of eronder. Of je hebt het in de vingers of niet. Beelden begeleiden met poëzie is niet iets dat je kan leren. Je kan het of je kan het niet.

Kunstpoort Wanneer ik je naam google vind ik vaak gedichten geschreven bij beeldende kunst. Je bent blijkbaar gespecialiseerd in dichtkunst op maat. Zo illustreerde je een kunstwerk van de overleden Daan van Golden met een gedicht. Valt het moeilijk een klassiek gedicht te schrijven bij hedendaagse kunst en/of abstracte kunst? Of zoek je net het contrast of de tegenstelling op?
Rob Van de Zande Zoals ik eerder schreef, het is een uitdaging. Toen Cor Gout, hoofdredacteur van het literair tijdschrift Extaze, me vroeg of ik iets wou schrijven bij een werk van van Golden, twijfelde ik niet. Meteen ging ik ermee aan de slag. En wat later stond het vers er. Let wel, ik had toen al een zestigtal beelden begeleid met poëzie, dus ik was niet bepaald aan mijn proefstuk toe. Maar voor zoiets kan je niet naar een leerschool, je kan het of je kan het niet.

Daan van Golden, Roses for Willem and Verena, c.a. 1975, papier, 51 x 41 cm.
copy right foto Literair tijdschrift Extaze

Als uit Victoriaanse tijden
Heeft hij ons thans geschapen:
Ranke blommen die verglijden
In timbres van woudknapen,
Leggen zij hun adem vast –
Waar wolk en vloed minnekozen
Blaas ik door m’n eedle kwast
Een tafereel vol blauwige rozen.

Rob Van de Zande
Liefderij 2020,
Uitgeverij Het Punt
ISBN 9789460795077

Kunstpoort Je publiceerde vier dichtbundels met als laatste – Liefderij Sonnetterie – Behalve poëzie schrijf je nu ook Minnebrieven -Brieven aan Haar- uitgeverij Aspekt.
Hoe anders voelt dit aan in vergelijking met poëzie schrijven? Kan je in je hoofd switchen van het ene genre naar het andere? Beschouw je deze Minnebrieven als poëzie in prozavorm?
Rob Van de Zande Correctie: Liefderij is de zesde bundel, die andere twee bundels hebben terecht hun ziel verloren. Ik werk in episodes van telkens drie of vier maanden. De ene keer werk ik vier maanden aan een manuscript met sonnetten, de andere keer aan een manuscript met minnebrieven. De brieven zijn eerder poëtisch dan prozaïsch, dus hoef ik niet al te veel te switchen. Ik zou het niet kunnen ook, prozaïsch schrijven, bedoel ik dan. Een proza-pen kan ik, helaas, niet hanteren.

Kunstpoort Zijn deze Minnebrieven een logisch gevolg of een vervolg op de gedichten? En waarom?
Rob Van de Zande De minnebrieven hebben weinig met de gedichten te maken. Afgezien van het feit dat ze gericht zijn aan dezelfde muze hebben ze niks met elkaar gemeen.

Kunstpoort Ik las een fragment van -Brieven aan Haar- op je blog van zondag 21 november 2021. Het taalgebruik laat me naar een tijdperk raden. In welke tijd mogen we deze ‘Brieven aan Haar’ situeren? Of beschouw je ze als tijdloos?
Rob Van de Zande Men schrijft vaak dat het personage in mijn bundels een 19e -eeuwse jongeling is. En in de brieven is dit niet anders. Ik schrijf telkens vanuit één en dezelfde ziel. Eén die nooit zal tanen of vergaan. Maar dat is meer een vloek dan een zegen.

Kunstpoort Is -Brieven aan Haar- biografisch?
Rob Van de Zande Brieven aan Haar is fictief, maar geschreven met een bloedende hand. Semi-biografisch dus.

Kunstpoort Mogen we je Minnebrieven romantisch noemen? Ben je een romanticus?
Rob Van de Zande Ze dateren vanuit een romantisch tijdperk. Ik heb ze geschreven in een staat van vervoering, dus ja, romantisch zijn ze wel, vind ik. Een romanticus, ik? Jammer genoeg wel ja, een romanticus pur sang. De vlam van een ware romanticus zal, hoe hevig de storm ook tegen de rozenblaadjes slaat, nooit echt doven.

Kunstpoort Ben je in je hoofd constant aan het dichten of gaat je poëtisch brein soms op slot? Vind je vaak inspiratie op vervelende momenten, midden in de nacht bijvoorbeeld of tijdens een boeiend gesprek wanneer je niet in de mogelijkheid bent iets te noteren?
Rob Van de Zande Kijk, voor mij is het dichterschap een leven op zich. Het is geen kantoor job, waarbij je in en uitklokt, en rechthebbend, uitkijkt naar vrije weekends en dergelijke. Nee, het is iets dat je overal waar je gaat meedraagt, meezeult beter gezegd. Maar ik heb er vijftien jaren geleden bewust voor gekozen en ‘contradictio in terminis’ kies ik er nog elke dag voor. Om op je vraag te antwoorden: je bent er voortdurend mee bezig, maar het is geen vorm van egoïsme; ik ga nog graag gesprekken, die niets met poëzie te maken hebben, aan. Meer nog, ik vind het boeiend en verrijkend iets bij te leren dat niets met mijn werk te maken heeft.

Kunstpoort Als je terugblikt op je eerste dichtbundel, ben je daar nog altijd tevreden over? Is je taalgebruik ondertussen veranderd?
Rob Van de Zande Tevreden is een groot woord, maar het is een natuurlijke gang van zaken; in die zin dat je pas goed wordt naarmate je het vaker doet. In het begin is het steeds wat zoeken, maar eenmaal je het gevonden hebt … En hetzelfde geldt met het taalgebruik. Al was ik, naar mijn mening, nooit echt modern in het taalgebruik. Jammer genoeg was de punt van mijn pen eerder dof dan glansrijk.

Kunstpoort Jou sonnetten zijn welluidende gedichten. Is een ritmisch, metrisch gedicht voor jou noodzakelijk voor een ‘goed’ gedicht?
Rob Van de Zande Wat is een goed gedicht? Ik denk dat iedere lezer dat voor zichzelf bepaalt. Er is niet echt een maatstaf, vind ik.

Kunstpoort Met welke dichters voel je je verwant?
Rob Van de Zande Ik zie niet echt een spiegel, maar een schim naast John Keats.

Kunstpoort Wie bewonder je onder de levende dichters?
Rob Van de Zande Bewonderen? Ik heb respect voor iedereen die een goede pen hanteert.

Kunstpoort Heb je nog toekomstplannen? Mogen we ooit een klassieke roman van je verwachten?
Rob Van de Zande Naast mijn dichterlijk maatwerk, zal ik me blijven toeleggen op het schrijven van sonnetten en minnebrieven. Maar een klassieke roman? Nee, helaas niet.

Kunstpoort Heb je een tip, kan je een dichtbundel aanraden, buiten je eigen dichtbundels, voor de lezers van Kunstpoort?
Rob Van de Zande Hangt ervan af wie wat wil, hé. In het algemeen durf ik te stellen dat ‘The Ballade of Reading Goal‘ van Oscar Wilde een aanrader is voor iedereen die goede, ritmische poëzie wil lezen.

INFO

http://robvandezande.blogspot.com/p/dichtbundel.html

http://robvandezande.blogspot.com/

Vraagstelling Kathleen Ramboer
Fotografie Bernadette Van de Velde