een bezoek aan de herinnering
Johan De Wit is een kunstenaar die op de radar staat van galerieën en musea. Francis Maere (Fine Arts) heeft hem opgenomen in zijn selectie voor BRAFA Art Fair 2024 in ‘Brussels Expo’ en Galerie Ramakers verkocht onlangs een werk van hem aan Museum Voorlinden in Nederland. Ik zocht Johan De Wit op in zijn atelier in Gent.
Ze zijn schaars, maar je hebt van die blije momenten, even onverwacht als onvergetelijk. Iedereen beleeft er zo, bij mij was dat bijvoorbeeld in 1986, toen ik voor mijn werk op het Filmfestival van Cannes mee mocht in de stoet op de Croisette voor de wereldpremière van “The Mission”, trots in smoking met vlinderdas, statig schrijdend en toevallig vlak achter Michel Piccoli, belicht door tientallen fotografen, de trappen op van ‘Le Palais des Festivals et des Congrès’, op de tonen van “taa-daa-ta-daa”, “Also sprach Zarathustra”, als prelude van een film die zo vers was, dat hij niet eens tijdig was afgeraakt. Bijna aan het eind ervan stokte het beeld abrupt, midden een close-up van kardinaal Altamirano; hij bevroor, bleef wezenloos staren naar een zaal die, met de monden open van de schok moest bekomen, om dan massaal uit te barsten in een staande ovatie voor de aanwezige crew en acteurs, minutenlang. Een onvergetelijke ervaring; en ik, blij als een kind.
Een zelfde gevoel overviel me toen ik, midden december, een bezoek bracht aan het kunstatelier van Johan De Wit, onaangekondigd, zoals hij mij op café een paar weken eerder, tussen twee Orvals, had gezegd: “Kom gerust eens langs als je in de buurt bent”. Ik was al fan van Johans werk maar besefte pas recent welke hoge ogen hij gooit toen ik toevallig, op een feest bij iemand thuis, werk van hem had herkend tussen schilderijen van Constant Permeke en Gustave van de Woestijne. Het abstract werk van Johan hangt er in de hal, ter verwelkoming en tot afscheid van de bezoekers. Het lijken drie monochrome ‘doeken’ of ‘platte, gedeukte kussens’ – hoe moet je het omschrijven? – in gebroken wit of eierschaal, bescheiden, sober, maar van een poëtische kracht die me aan Rothko doet denken.
Hoge ogen, dus, en het was met grote nieuwsgierigheid dat ik binnen ging in Johans atelier: 100 m2, pal in het centrum van Gent, “a hidden gem”, zoals ze zeggen, want wat ik zag overtrof alle verwachting. Mijn mond viel open. In een hoek van zes bij zes, op een ruwe, betonnen vloer, waren roestige voorwerpen gestapeld tot 4 meter hoog, op het eerste gezicht lukraak, maar daarvoor zag het geheel er te goed uit. Johan verwelkomde me en hij moest tot drie keer toe vragen of ik een koffie wilde, want ik kon mijn ogen maar niet van die stapel afhouden, alsof mijn verstand de connectie kwijt was met mijn gevoel en ik kan het niet anders omschrijven, maar ik werd er blij van als een kind. Die kleur, die zachte tactiliteit, pure poëzie, de humor, de eenvoud, de kracht, de eerlijkheid, de liefde voor het detail… Ik kon en ik kan er blijven naar kijken.
Alles samen moet het een werk van jaren geweest zijn, van vele duizenden uren en alleen al daarom is het van onschatbare waarde, afgezien van de originele, creatieve, artistieke kracht die het ronduit uniek maakt. Het is een installatie die thuis hoort in een museum, liefst niet in zo een steriele, koude kamer van de hedendaagse kunst, maar in een gebouw met een groots verleden, een rijke geschiedenis en veel ruimte om te mijmeren, vrij en ongedwongen, de ‘Bourse de Commerce’ in Parijs bijvoorbeeld. Wat zou het daar prachtig staan. De impact zou enorm zijn. Een mens mag al eens dromen.
Het werk is toevallig ontstaan, toen de kunstenaar zijn kelder begon op te ruimen en het resultaat van al die jaren onverkochte arbeid begon te inventariseren en hij alles, stuk voor stuk, organisch liet groeien tot de installatie die het uiteindelijk geworden is. Elk voorwerp kreeg een eigen plaats, gekoesterd, want heel broos. Alles is van papier. Het begint met een eenvoudige vorm van aan elkaar gekleefde stukjes of soms hele stroken, binnenin verstevigd met vloeibaar polyurethaan en tot leven gewekt met een dispersie van acrylhars, al dan niet licht gepigmenteerd en vermengd met ijzerpoeder, dat na indroging met schuurpapier zacht wordt blootgelegd.
Door het schuren wordt het verharde hars mat en kunnen de ijzerpartikels beginnen aan hun taak van natuurlijke verkleuring en langzame afbraak. Roest rust, een ode aan de vergankelijkheid. Over een paar jaar zal het er anders uitzien dan nu, intussen leeft het mee met zijn creator en zijn bezitters, het zal met hen verouderen, heel langzaam, dankzij de beschermende harsen, maar uiteindelijk is het gedoemd om te vergaan, tenzij conserveringstechnieken het alsnog kunnen redden en tijdloos maken; de broze herinnering die alles overleeft, is dat niet de waarde van kunst?
Johan vertelt niet graag over zijn werk. Je moet het ondergaan, vindt hij. Zelf twijfelt hij of de installatie niet te zwaarmoedig is, te somber. “Het einde van de wereld voor beginners” wil hij ze noemen. Het klinkt beter in het Engels: “The end of the world for dummies”. Misschien kiest hij voor die titel ter relativering. Ik begreep zijn vrees voor zwaarmoedigheid alleszins niet, tot ik, geheel toevallig, in de krant een foto zag van een krater van een bominslag in Gaza. In de roestbruine aarde was een gat geslagen, met nog wat huisraad, verbrand, verweesd, verroest, verwoest, de laatste resten van wat kort ervoor nog tekens van leven waren.
En toch, ondanks de gelijkenis in kleur, in slijtage, ondanks de blutsen, de schrammen en de gaten, is Johans werk allesbehalve zwaarmoedig. Het is in tegendeel speels, spontaan, nostalgisch en filosofisch. De kunstenaar gaat niet gebukt onder het juk van een boodschapper, hij begint de dag niet vanuit een noodzaak om iets aan de kaak te stellen, hij wil zich niet laten leiden door de waan van zijn tijd. Maar hij is er wel gevoelig voor. Hij observeert en creëert, zonder model of tekening, zonder voorstudie, gewoon uit het hoofd, denkend aan een voorwerp dat hij wil laten herleven, met de associaties die enkel hij kent en waar de kijker achteraf het plezier van het raden naar heeft. Het zijn geen kopieën in papier, het zijn unieke creaties. Dat geeft verrassende resultaten, de vormen zijn buitenmaats, soms ironisch – de wereldbol is zwaar toegetakeld – maar wat altijd opvalt is de buitengewone finesse, de zin voor verhouding en, vooral, het plezier het object een eigen geschiedenis te geven, een diepere symboliek, waardoor het meer wordt dan wat je ziet.
Mijn blik dwaalt af naar een rij gedeukte potten, vazen, gieters aan de muur, drie meter lang, het lijken wel letters, tekens, een schrift, middeleeuwse gregoriaanse muziek? Intrigerend, mooi, elegant, harmonieus. Dan toont Johan me vroeger werk, iets wat er uit ziet als een maxi Tetra Brik®, een sobere melkdoos van 70 cm, vooraan ingedeukt, de tuitjes treurig naar voor gebogen; hij maakte er 82 van, evenveel als Claus Sluters ‘De Treurenden’ op het praalgraf van Filips De Stoute, waar het werk op alludeert. Het valt overigens op hoe belezen Johan is in de kunst. Als ik hem over de foto van de krater in Gaza vertel, reageert hij spontaan met een verwijzing naar Urs Fischers werk “You” (2007, New York, Gavin Brown’s Enterprise). En dan, haast terloops, toont hij een schets van een recent werk, een allusie op de kunstkamers uit de barok (een muur van 12 bij 5 meter), dat recent werd aangekocht werd door Museum Voorlinden. “High Expectations” heet het. Benieuwd wanneer het tentoongesteld gaat worden.
foto’s: rik guns
Het atelier van Johan De Wit is niet publiek toegankelijk. Ik hoop dat de installatie die ik er zag ook opgemerkt zal worden door een groot museum, de ‘Bourse de Commerce’ of zo. Of dat er een film over gemaakt wordt over het werk van Johan, zoals ‘Anselm’ (nu ook in Voorlinden) en met beelden zo mooi als die van ‘The Mission’.
INFO
https://francismaerefinearts.be/exhibitions/brafa-2024
https://www.galerieramakers.nl/artists/johan-de-wit
tekst en fotografie rik guns