Tekst en fotografie Rik Guns
Luc De Roeck (1956) is een kunstenaar ‘pur sang’, die technisch talent heeft kunnen koppelen aan een verbluffende theoretische en praktische kennis van de schilderkunst. Maar in de eerste plaats is hij iemand met een onverzadigbare drang naar creëren. Zijn hele oeuvre – honderden doeken, duizenden studies – is een zoektocht, een spel van verrassen en verrast worden, van verschijnen en verdwijnen. Zijn doeken lezen als gelaagde verhalen, intrigerend en fascinerend. Maak kennis met een man die kunst ademt en geniet mee van enkele werken die zelden of nooit getoond zijn (gebruik een groot scherm).
MINIMAL CAR (2004-1989-1986-1985)
Ik kijk naar een schilderij in zijn woonkamer. Het dateert van 2004 maar heeft een rijke voorgeschiedenis. Het diepe maar subtiele coloriet doet denken aan colour field painting maar het beeld is onrustiger dan het contemplatieve bij Mark Rothko of Barnett Newman. Kleurenveld (colour field) past hier overigens letterlijk. Het beeld is geschilderd vanuit het perspectief van een vogel die hoog boven de Mojavewoestijn, in de Valley of Fire vliegt. Het vlak wordt doorbroken door een recht afgeplakte zwarte lijn van de autoweg die eindeloos eentonig door het landschap snijdt. Er rijdt een minuscuul zilverkleurig autootje op, met een stofwolk achter, het is de kunstenaar op zijn tocht, zich bewust van zijn nietigheid in dat onmetelijk panorama. De titel van het werk (Minimal Car) is ook een subtiele verwijzing naar minimal art. Het is heel gevoelig geschilderd, door een kunstenaar die zich terug in dat surreële landschap droomt en opgaat in de glooiende ongereptheid ervan. Zijn auto heeft hij pal op de gulden snede gecapteerd, kunstenaarsplezier, maar ook een teken van respect voor de indiaanse cultuur, waarin evenwicht van mens en natuur fundamenteel is. “Wij zijn het land, de aarde is de geest van de mensen, zoals wij de geest van de aarde zijn” schreef Paula Gunn Allen (Amerikaans dichteres, schrijfster, activiste…). Voor indianen is de aarde geen middel om te overleven, geen setting voor zaken, maar een onderdeel van ons zijn. De aarde, dat zijn wij. Luc is al heel zijn leven aangetrokken tot de indiaanse cultuur, hij vindt er essentie in terug.
Gefascineerd kijk ik naar het schilderij. Dan toont Luc me een grijze voorstudie uit 1985. “Picasso”, zeg ik spontaan. Hij lacht: “Dan is dit is mijn Guernica”. Ik herken een vogel linksboven, de indiaan op het paard in het midden, een hand en twee rode stippen in een groot centraal masker; rechts: een hoofd, gefragmenteerd in profiel en frontaal en verder overal indiaanse symboliek. Het geheel is geometrisch perfect in evenwicht. De punten boven-onder-links-rechts (NZOW) kregen extra aandacht. Ze creëren een ruimte, waarin je op ontdekking gaat en je jezelf verliest.
De voorstudie was de basis van een eerste schilderij (nu onderschildering) uit 1986: één en al kleur. De vogel linksboven is opgegaan in het landschap, de gemaskerde ruiter is verenigd tot een vogel (een raaf?), het paard is ook versmolten in het beeld maar kijkt ons nu frontaal aan, terwijl de gevederde indiaan rechts nu in driekwartzicht getoond wordt; de centrale indiaan met de bebloede hand komt uitdrukkelijker in beeld…. Vanop afstand blijf je de diagonale, horizontale en verticale verdeling herkennen, het evenwicht in de chaos.
Vier jaar later: het schilderij bestaat nog, maar het is verdwenen, overschilderd. “Het was niet af”, zegt de kunstenaar. “Ik vond de voorstelling te exotisch, te paradijselijk, terwijl de werkelijkheid toch wat anders was.” Hij heeft het o.a. over de conquista van Zuid-Amerika. In de overschildering laat hij in uitgespaarde contouren een schip voorbijvaren op de golven vanhet landschap dat met een roodbruine beits-glacislaag verzinkt in de aarde. Het nieuwe beeld verwijst zowel naar de kolonisatie als naar de zeevaartkennis van de indianen zelf. “Schepen hebben een opdracht” luidt de titel van zijn tentoonstelling in 1989.
En nog is het werk niet af. Na reizen in o.a. Navajoland (VS) en Ecuador, overschildert Luc het verhaal een laatste keer, zoals hij zich toen voelde: nietig in dat onmetelijk landschap, onder de indruk van de indiaanse culturen, de kleuren, de geometrische patronen, de traditie en het respect voor de aarde. Om de eindeloosheid nog meer in de verf te zetten heeft hij het werk platter afgesneden. Het resultaat is prachtig, gelaagd, rijk, kwetsbaar en mysterieus, zoals de geologische lagen van de grond waar het doek naar verwijst.
Hoe langer ik ernaar kijk, hoe meer het me meevoert. Ik ga nu dichter staan en zoom in op details, eerst linksonder. Ik zie het plamuursel, een tactiele referentie aan de aarde (een knipoog naar Antoni Tàpies, vermoed ik, een schilder die hij ook bewondert). Ik geniet van het ritme, de complexe gelaagdheid, dat prachtig warm coloriet. Herken ik nu een zeilschip op de golven links? Of laat ik me meedrijven in een droom?
Dan verschuif ik mijn focus naar een fragment rechtsboven, naar het autootje dat door het stoffige landschap scheurt. Ik herken de bebloede hand in het midden en ik voel de confrontatie van de eenzame reiziger met dat onmetelijk landschap dat de geschiedenis van een volk in zich draagt. Beide fragmenten zijn kunstwerken op zich.
OVER SCHILDEREN
Luc De Roeck tekent en schildert al langer dan een halve eeuw. Vroeger combineerde hij drie carrières: een academische als docent; een commerciële, als illustrator in opdracht; en een carrière als kunstenaar. Op zijn 67ste wijdt hij zich enkel nog aan de kunst, zonder kan hij niet. Hij wordt oprecht gewaardeerd door collega’s en ex-studenten, maar daarbuiten is hij relatief onbekend. Hij zoekt de publiciteit niet op. Je vindt op het internet welgeteld één tentoonstelling over hem en hij blijft weg van de sociale media. “Er zijn te veel beelden”, zegt hij. Ik ben het met hem eens, er is te veel vluchtige beeldconsumptie, zeg maar visuele pollutie.
Ik ben benieuwd of hij zich tot een kunststroming rekent. Zijn antwoord is even kort als veelzeggend: “Kunst is een vrijstaat”. De kunstenaar laat zich graag beïnvloeden, hij bestudeert, analyseert, maar hij laat zich niet in een keurslijf dwingen. Hij is soeverein. Er staan meer dan 800 kunstboeken in zijn atelier, alfabetisch gerangschikt. Hij neemt er een uit, het volledige oeuvre van Mondriaan, hij doorbladert het samen met mij en becommentarieert: “Kijk naar al die werken: realisme… impressionisme… fauvisme… kubisme… pure abstractie… en uiteindelijk ‘De Stijl’ waarvan Mondriaan bekend is, maar kijk dan, een paar jaar later: het veel speelsere ‘Victory Boogiewoogie’, zonder die zwarte lijnen, zonder die grote vlakken en in een ruit, geen vierkant of rechthoek meer. Mondriaan bleef zoeken, evolueren, veranderen, enkel zijn dood kon hem stoppen. Tot welke stroming behoort hij dan?” Het is een retorische vraag. Luc heeft gelijk. Wat is de relevantie gecatalogeerd te worden tot een kunststroming?
Toch kan je niet om de tijdsgeest heen, we zijn allemaal kinderen van onze tijd, antwoord ik. Hij studeerde af eind de jaren ’70, in een periode van werkloosheid, onzekerheid, defaitisme. “De grote verhalen zijn dood” schreef de Franse filosoof Jean-François Lyotard over het postmodernisme: de maatschappij was niet maakbaar, universele waarden waren zinloos, het individu is allesbepalend. Ik vraag hem of die periode zijn kunst heeft beïnvloed. Hij weet het niet. We zijn het er beiden eens over dat Lyotards wereldbeeld bewaarheid is geworden als we naar het doorgeslagen individualisme van vandaag kijken. Misschien daarom dat ik geen fan ben van popart, antwoord ik, ik vind het vlugge consumeerkunst, zogezegd uit protest, maar in wezen is het conformistisch eigenbelang, gemaakt om te behagen. Luc is het niet met me eens. Hij toont hij me een boek van Jasper Johns. Ik moet mijn mening bijstellen: werken als ‘Alphabets’ (1957), ‘False Start’ (1959), ‘Racing Thoughts’ (1983) …zijn ongemeen knap in al hun eenvoud en eerlijkheid.
“Als je een beeld wil maken, moet je in iets geloven” zegt hij, “zo niet trap je in het ijle”. Schilderen is voor hem een engagement, een zoektocht, een proces van ontdekken, van analyseren, van beleving en van communicatie. Hij is zich bewust van zijn technisch talent, waardoor hij zich ongehinderd kan uiten op doek, maar daarnaast gaat hij ook op zoek hoe hij verworven vaardigheden een hak kan zetten, kan loslaten, hoe hij de beheersing uit handen geeft om verrast te worden. Hij is een kunstenaar die graag de grenzen opzoekt, plezier vindt in de uitdaging. Het is alsof hij de creatieve onrust nodig heeft om tot rust te komen.
Vijftig jaar schetsen en schilderen, duizenden vellen papier en honderden doeken: zijn oeuvre is omvangrijk en divers. “Het wordt tijd dat ik mijn werk begin te inventariseren” zegt Luc, “nu ik me nog alles herinner. Ik zou het jammer vinden dat al die verhalen, al die processen, de kern van al dat werk vervagen of verloren gaan. Terwijl hij dit zegt bladert hij door een van zijn ontelbare schetsboeken. We houden halt bij een reeks portretten uit 1984, van bekende kunstenaars, geschetst in Oost-Indische inkt: Eugène Delacroix, Franz Mark, Paul Gaugain, Pablo Picasso, Juan Miró, Nicolas de Staël, Mark Rothko, stuk voor stuk prachtige beelden, met stijlelementen die kenmerkend waren voor elk van de betrokken kunstenaars. “Intussen heb ik vele andere, recentere kunstenaars leren kennen en appreciëren, ook tijdgenoten en mensen dichter bij huis”, zegt hij. Het typeert de kunstenaar die nooit ophoudt met zoeken en ontdekken.
Van Rothko maakte hij ook een geschilderd portret, buitengewoon mooi: die vastberaden blik, zacht verdwijnend in het canvas, contemplatief, maar geschilderd in verticale borstelstreken. Ik zet er een foto van Luc naast. Het is alsof Rothko, de man die twintig jaar lang enkel zachtjes rafelende horizontale kleurenvelden schilderde, hem aankijkt: “Did you do this”? Typisch Luc De Roeck, denk ik: hij bewondert maar hij is geen slaaf. Hij aapt niet na.
FEEDBACK
“Feedback” is een ‘work in progress’ van 16 schilderijen, elk 1,8 meter hoog met een reusachtige gitaar, niet meer dan dat. Een aantal doeken zijn klaar. Als ze alle 16 af zijn zou de kunstenaar ze graag tentoonstellen als een galerij waartussen de bezoeker kan wandelen, als in een stroom van visueel geluid, oorverdovend stil. De beelden verwijzen naar gitaren van Neil Young, voor wie Luc een grote bewondering koestert.
De schilder voelt zich verwant met de muzikant die graag buiten de lijntjes kleurt en die nieuwe muzikale oorden blijft opzoeken. Young werd wereldberoemd met zijn rock en folk-ballades maar hij smeet zich met even veel overtuiging op country (“Old Ways”), blues (“This note’s for you”) en rockabilly (“Everybody’s rocking”); ooit omschreef hij zichzelf als “a maker of noise”; hij componeerde en speelde filmmuziek (“Dead Man”); hij omarmde techno (in “Trans”, waarin hij zich o.a. liet beïnvloeden door Kraftwerk) … Minstens even baanbrekend is zijnactivisme: voor Farm Aid; tegen de Keystone XL pijpleidingen door indiaans gebied; tegen Spotify toen die weigerden een podcastcontract op te zeggen met een notoir covid-ontkenner (onlangs kwam dat contract ten einde en Young zit terug op Spotify); tegen Ticketmaster, dat grof geld verdient aan het opdrijven van ticketprijzen… Het hoeft niet te verwonderen dat een kunstenaar als Luc De Roeck inspiratie vindt bij een kunstenaar als Neil Young.
Eind 2009 zag Luc de legendarische film The Neil Young Trunk Show, een concert waarin demuzikant na het eerste deel met akoestische ballades en zachte songs onverwacht overschakelde naar een radicaal elektronische jamsessie, waarin hij, als in trance, met rauwe, oorverdovende grooves, in zijn ziel liet kijken, alsof hij een statement wilde maken: “Jullie dachten me te kennen? Fuck all! Hier ben ik!” Action painting op gitaar. Zo ging de muzikant op een bepaald moment op het podium in dialoog met de feedback van Old Black, zijn iconische 1953 elektrische Gibson Les Paul. Dat was een bron van inspiratie voor Luc voor een project waaraan hij nu al langer dan tien jaar werkt. Het concept erachter zou je animistisch kunnen noemen, het herkennen van een ziel in een voorwerp: de gitaar op het podium van Neil Young (die het instrument een naam geeft, een identiteit, waarmee hij communiceert) en de gitaar op canvas van Luc De Roeck. Om de pret van de première niet te vergallen, toon ik in deze preview maar één van de zestien schilderijen volledig. Voor de rest beperk ik me tot een paar fragmenten.
Het is onbegonnen werk om de inhoud van elk doek te analyseren, daarvoor zou je in het hoofd van de kunstenaar moeten kunnen kruipen op het moment dat hij het schildert. Sommige schilderijen ogen turbulent en rauw, maar niet onbesuisd, de schilder kladt er niet gewoon op los. Alles is weldoordacht via studies en schetsen. Maar eens de schilder zich op het canvas gooit, laat hij zich leiden door gevoel, ritme en verrassing. (Ik herinner me een opmerking die hij maakte tijdens de lunch: “Jackson Pollock danste rond zijn canvas, hij liet zich verrassen door het resultaat van zijn bewegingen, maar hij wist wat hij deed, heel bewust”).
Ook in ‘Feedback’ valt de gelaagdheid op, de oude glaceertechniek. Lyrisch abstracte penseelstreken overschildert hij met strak geometrische vlakken. De onderwerpen daarvoor zijn gebaseerd op snapshots: een raam uit een kamer in Parijs, de binnenplaats van de Academie, een station in Praag, een kat op een ladder… banale beelden, die hij in schetsen synthetiseert tot een minimalistisch spel van lijnen en vlakken, van licht en donker, vooraleer ze kleur te geven op het canvas. Ik vraag hem: “Vanwaar die weerkerende geometrie in je werk?” Hij is gepassioneerd door de schoonheid van wiskunde, zegt hij, de gulden snede, Fibonacci, het evenwicht, de essentie.
Op, of beter ‘in’ de gitaren zie ik ook handen geschilderd, in heel expressieve vormen, soms als bovenste laag, soms onder een vlak. Hij heeft er een dik schetsboek aan besteed, tientallen bladzijden, alleen maar handen in alle mogelijke houdingen, eerst natuurgetrouw getekend en daarna gestileerd als bloem, blad, boom, dier… Bruikbare resultaten heeft hij boven zijn werktafel gehangen.
Ten slotte schildert hij alles wat zich rond de vorm van de gitaren bevindt weg, in een tint van wit, grijs of donker. Op sommige doeken brengt dat rust, op andere schemeren beelden door, een decor van ervaringen, met elkaar verweven maar vervaagd. Enkel de gitaren zijn niet gedempt, niet overschilderd, zij geven hun “feedback”, ongefilterd. Zoals ‘Old Black’ met Neil Young communiceerde via de versterker, communiceert elk doek nu met de schilder via de gitaar. In beide gevallen is de toeschouwer een getuige die zich kan laten meevoeren door de ziel van het werk.
En zelfs daar stopt het creatief proces niet. De vorm van de gitaar heeft nog een betekenis. In een schetsboek zie ik dat Luc tekeningen gemaakt heeft van dogū (oervormen van moederfiguren, zoals de Jōmon Venus (3000-2000 v.C.). De contouren van de schetsen lijken op de rondingen van een gitaar. De suggestie is gemaakt: Luc laat de steel van elke gitaar eindigen in een vrouwenhoofd.
‘Feedback’ is een bizar en intrigerend schouwspel. Ik ben nu al benieuwd om ooit door die galerij van gitaren te wandelen. Wanneer? Dat weet de kunstenaar nog niet. Hij laat zich door niets of niemand opjagen. Kunst is een vrijstaat.
Rik Guns
27.03.2024