Haar atelier is niet groter dan 6 m2: een tafel in L-vorm met dozen ‘Rembrandt Soft Pastel’ krijt voor de heldere, felle kleuren, Faber-Castell potloden voor de zachtere nuances en een aantal gommen, “that’s it”. En papier, natuurlijk, of behang, want dat maakt van Leen Vereecken meer dan gewoon een goede tekenares.
Bij ons thuis hing er een Rembrandt aan de muur: een kleine ets, onmiskenbaar, want zijn handtekening stond er onder. (‘Stoefer’ zegt mijn vrouw als ik mijn openingszin voorlees – ik betrek ze bij alles – en ze heeft gelijk, maar intussen heb ik toch maar uw aandacht. Vasthouden nu). Vasthouden is ook wat ik zei tegen de donkere Christus die, zonder armen en zonder kruis, naast de kleine Rembrandt hing. Beide kwamen van mijn oom, een amateurantiquair die naast ons woonde. Christus had ik nog zien liggen in zijn atelier, een eiken beeldje van zo’n 70 cm, maar toen nog met één arm, de rechter, opgestoken aan dat denkbeeldig kruis. Het prachtig gebeeldhouwd hoofd met die doornenkroon keek omlaag, duidelijk lijdend, maar in het besef dat het nog een tijd zou duren voor het de geest zou geven, want het was van een atletisch gekruisigde, met fiere borst, last van een lordose en de billen van Tom Boonen. “Barok, 17e eeuw”, zei nonkel fier, niet blij met mijn goedbedoelde, kinderlijke reactie: “‘t Is precies een agent die ’t verkeer wil tegenhouden, nonkel. Wat is er met zijn linkerarm gebeurd?” Dat wist nonkel niet, maar toen ik een paar dagen later terug kwam kijken – ik zag hem graag bezig, lieve man – was Christus zijn linkerarm ook kwijt, afgebroken, onkundig geamputeerd en zag ik nonkel met een els gaatjes kloppen in de schouderholte. “Memelen” (houtworm) mompelde hij, waarna hij de barokke Christus, nu zonder armen en zonder kruis, in het donkerbruin beitste en voor een vriendenprijsje mijn vader aansmeerde, die hem, streng katholiek, aan de haak sloeg, naast de Rembrandt, zo ging dat in die dagen. Vasthouden, zei ik dus tegen Christus. Hij en Rembrandt moesten in hun buurt ook Rémy de Pillecyn tolereren, een kennis van mijn vader, een arme kunstenaar die, zoals Rik Wouters destijds, zijn vrouw en kinderen portretteerde met het weinige materiaal dat hij zich kon veroorloven. Het portret bij ons thuis was getekend in Soft Pastel. “Dat vind ik nu mooi” zei mijn vader over zijn de Pillecyn, zichtbaar aangedaan; over de twee andere werken zweeg hij vroom, maar hij was dan ook geen kenner, hij had het meer voor de kleine man.
Vóór we – Bip, de fotografe en ik – bij Leen Vereecken op bezoek gingen had ik haar website bekeken en ik moet toegeven dat ik twijfelde. “Not really my cup of tea” dacht ik, maar er zaten toch een paar sterke werken tussen, dus toch maar doen. Na het bezoek was ik blij: de twijfel had plaats geruimd voor respect. Leen is een gepassioneerde, gevoelige en bescheiden kunstenares. Ze evolueert nog in haar werk, het wordt vrijer, persoonlijker, assertiever. Ze tekent al haar leven lang, van toen ze zeven was, ganser dagen aan het kleuren; dan naar de academie en verschillende opleidingen van tekenen en schilderkunst; slechts korte tijd gestopt toen ze moeder werd om dan, een jaar of tien geleden, te herbeginnen: tekenen, op elk vrij moment, thuis, op vakantie … puur, uit liefde, uit passie.
“Ik teken voor mezelf”, zegt Leen. “Op die manier kan ik de dingen van me afzetten. Ik heb behoorlijk wat meegemaakt in mijn leven, dat is privé, maar ik ben heel gevoelig voor stemmingswisselingen.” Ze ervaart momenten van grote eenzaamheid, zegt ze, soms diepe droefheid, ontgoocheling ook, afgewisseld met opwellingen van intense blijdschap. Tekenen is haar uitlaatklep, het geduld dat ze er moet voor opbrengen werkt kalmerend, het resultaat is emotie, beheerst, zacht en kwetsbaar. Ze toont een werk dat ze maakte tijdens de coronacrisis, een huilende vrouw gezeten in het hoekje van de douche. “Mensen spraken er mij op aan”, zegt ze, “vrouwen die misbruikt waren geweest, hoewel dat nooit de bedoeling was van mijn tekening. Maar emoties zijn nu eenmaal heel persoonlijk”.


Ze werkt ook veel in opdracht, wellicht door haar groot inlevingsvermogen. “Ik was eens op het strand bezig met het tekenen van een hond, toen er een mevrouw kwam vragen of ik er ook één wilde maken van die van haar. Dat doe ik dan, maar eerst nadat ik begrijp wie en hoe die persoon is. Bij een opdracht gaat het om de verwachting van een ander. De uitdaging dan is die verwachting juist in te schatten zonder dat ik mezelf verloochen. Ik kan vele stijlen aan, maar het moet wel een tekening blijven, met een eigen karakter en met iets van mezelf. Als ze het realistisch willen, dat ze dan een foto maken”.
Hyperrealistisch pastelwerk zoals van Francesco Ipsan of Clare Zhao moeten we van Leen Vereecken dus niet verwachten, hoewel ik er zeker van ben dat ze het zou kunnen. “Heb je een speciale affectie voor honden, katten of paarden?” wil ik weten, omdat veel van haar werk daarover gaat, “Neen” antwoordt ze, “dat zijn allemaal opdrachten”… Of toch bijna, er zitten twee honden bij die mijn sympathie wegdragen, door de manier waarop ze me aanstaren. De hond met de hoed op en een sigaret in de muil ziet er even vrolijk uit als Herman Brusselmans en de andere in clair-obscur spreekt Westvlaams: “Wuk?!” Dan valt mijn oog op een tekening van drie struisvogelkoppen. Ze doen me denken aan een confrontatie met die beesten in een natuurparkje twee jaar geleden. Daar stond een hok met een groot gat op een meter of 2 hoog. “Wat zou daar in zitten” hoor ik mezelf nog denken en een seconde later kwamen daar plots zo’n 3 domme koppen naar buiten piepen, net zoals op de tekening. Het zijn tekeningen die Leen uit zichzelf maakte, voor het plezier en dat is eraan te zien.


Totaal anders is het werk in zwartwit van vier mannen in gesprek. Ze tekende het snel, op basis van een kleurenfoto, op vraag van collega’s van een pas overleden man. Het lijkt wel een frame, geplukt uit een verhaal van Rinus Van de Velde. De verscheidenheid van haar werk is grenzeloos. ‘Meisje aan het raam’ en ‘Lonely bubble’ zijn heel subtiel, suggestief, breekbaar…vrouwelijk zou ik willen zeggen, als dat in tijden van woke-moraal en gendergelijkheid nog is toegelaten.


Hoe persoonlijker en hoe creatiever, hoe beter ze is. Haar beste werk tekent ze op een baan behangpapier. Dat doet ze meesterlijk. De twee portretten van Kasper, haar zoon en van Lea, haar lerares en mentor intrigeren door hun eenvoud, hun expressie, dat vleugje mystiek. De keuze van de achtergrond is telkens een schot in de roos. Het beeld krijgt iets bevreemdends moois. Leen Vereecken kan niet alleen goed tekenen, ze is empathisch, ze toont hoe ze zichzelf voelt en dat kan ze heel sereen overbrengen.



En hoe is het nu met de Rembrandt en de Christus afgelopen? De Rembrandt was voor mijn broer, als herinnering aan zijn peter, oom amateurantiquair. Rembrandtetsen zijn er overigens in overvloed. De grootmeester zelf maakte er 290 en van elk maakte hij slechts één afdruk, vooral als studiemateriaal. Maar omdat hij zo beroemd was, al in zijn tijd en meer nog in de eeuwen erna, hebben anderen zijn koperplaten zo veel hergebruikt en gekopieerd, dat je vandaag al Rembrandtetsen vindt voor een paar honderd tot een paar duizend euro. Vroeger moest je daar antiquair voor zijn, nu heb je het internet. Naar de donkere Christus heb ik het raden. Die zijn we kwijt en dat is geen verlies. Wie wil er vandaag de dag nog een verminkt, mismeesterd beeldje van een barokke Christus? Omdat het ‘antiek’ is en dus hopelijk waardevol? Een zielige gedachte. Geef mij dan maar de liefhebbers van Soft Pastel, van Rémy de Pillecyn, zoals mijn vader destijds, en van Leen Vereecken vandaag. Zij kopen kunst niet als belegging, niet als handelswaar of om er mee te pronken, maar omdat het werk hen raakt en uit bewondering, want diep van binnen benijden ze de kunstenaar. Die weet: de echte kunst is ze te maken, niet te bezitten.
INFO
www.leenvereecken.com
https://www.facebook.com/PortretatelierLeenVereec
Tekst Rik Guns
Fotografie Leen Vereecken (kunstwerken) en Bip Van de Velde (portret en studio)






















