De Biënnale van Venetië 2024 – Deel 3

tekst en foto Rik Guns

Deel 3 – POLEN ZIEN EN STERVEN – ANDRZEJ WRÓBLEWSKI

‘In the First Person’
Nog tot 24 november 2024
Collaterale tentoonstelling in: Procuratie Vecchie, Piazza San Marco, 139-153
Organisatie: Starak Family Foundation.

Chauffeur blauw – 1948, olie op canvas, 89 x 120 cm

Andrzej Wróblewski werd net geen 30 jaar oud, maar hij behoort tot de grootste naoorlogse Poolse kunstenaars. In 10 jaar tijd, van 1948 tot 1957, maakte hij niet minder dan 140 olieverfschilderijen, 1400 tekeningen, gouaches, aquarellen; hij schreef ook 80 essays over kunst. In zijn land is hij een begrip, daarbuiten nauwelijks bekend. Zijn eerste buitenlandse solotentoonstelling kreeg hij pas in 2010; Luc Tuymans is een fan van zijn werk. Het was dus een ‘must’ voor mij toen ik las dat 80 van zijn werken te zien zijn op de Biënnale van Venetië. Ik baande mij een weg door de meute op het San Marcoplein, naar een bescheiden appartement, waar ik een stille getuige werd van leven en lijden in Polen, tijdens en na de oorlog, 70 jaar geleden.

Hoewel zijn werk duidelijk herkenbaar is, kan Wróblewski niet op een stijl vastgepind worden. Hij bleef continu op zoek naar nieuwe manieren om de realiteit weer te geven… zijn realiteit, zoals hij die zag, zonder franjes, dikwijls brutaal en wreed, soms kritisch, sarcastisch, soms mysterieus, soms vol liefde en bewondering. Hij maakte in zijn jonge leven zoveel drama mee, dat hij het nooit nodig heeft gevonden andere thema’s dan zijn eigen leefwereld in beeld te brengen. Hij tekende en schilderde die met zo een gevoel dat ik bij sommige van zijn werken de krop in de keel krijg.

links: Zelfportret op gele achtergrond – 1949 – olie op canvas – 92 x 62 cm
rechts: Beul, executie met een Gestapo-man – 1949 – olie op canvas – 118 x 89 cm

links: Executie VII – 1949 – olie op canvas – 120 x 90 cm
rechts: Liquidatie van het getto – 1949 – olie op canvas – 120 x 89 cm

Een zelfportret uit 1949 – Wroblewski was toen 22 – doet me denken aan een fotootje van mijn vader. (Beiden mannen waren ongeveer even oud, beiden verloren ze hun vader tijdens de oorlog, ik weet welke impact dat naliet op mijn papa). Wróblewski was nauwelijks 14 toen hij zijn vader zag sterven aan een hartaanval bij een razzia van de Gestapo in hun huis in Vilnius (Litouwen). Weggejaagd, opgejaagd vond zijn moeder uiteindelijk een onderkomen in Krakau (Polen), waar de jongeman getuige werd van nog meer verschrikkingen door het naziregime. Na de oorlog heeft hij die verwerkt in acht schilderijen. In de reeks ‘Executies’ toont hij hoe onschuldige, verbaasde mannen voor zijn ogen koelbloedig werden neergemaaid. Het is een meedogenloze confrontatie met de realiteit: mannen met verstarde blikken, aan stukken geschoten door een gevoelloze soldaat. Wróblewski toont ze als vervormde figuren in koude tinten – blauw, voor lichamen waar het leven al uit weg is.

‘Liquidatie van het getto’, een ander werk uit 1949, is zo mogelijk nog intenser: de compositie, de diepte, het dramatisch licht, de beweging, de berusting, de pijn… om stil van te worden. Je zou het werk in zijn echte omvang moeten zien. Het is slechts 1,20 m bij 90 cm groot, maar het liet een grotere indruk op mij na dan veel van het theatrale gedoe op de Biënnale.

links: Groepsscène – ongedateerd – houtskool, inkt, gouache, karton – 50,3 x 70,5 cm
rechts: Een schilderij over de verschrikkingen van de oorlog (Vissen zonder hoofd) – 1948 – olie op canvas – 71,5 x 119,5 cm

Dat hij een uitzonderlijk tekentalent was, bewijst de jonge Wróblewski met een schets, zoals in ‘Groepsscene’. Zo heeft hij er honderden gemaakt. In het begin van zijn carrière experimenteert hij ook met (een soort) surrealisme.  ‘Vissen zonder kop, een schilderij over de verschikkingen van de oorlog’,laat alles aan de verbeelding over. Met die harde, expliciete kleuren, die brutale, platte vormen is het bijna lithografisch, abstract. Het onderwerp is rauw, onverbloemd, maar de compositie evenwichtig mooi. De negatieve ruimte, de achtergrond tussen de groene vissen, is cruciaal voor de juiste beleving van het schilderij. Ik vind het prachtig.

links: Abstracte compositie in zwart, wit en blauw – ongedateerd – gouache, inkt, papier – 125 x 89 cm
rechts: Geometrische abstractie – 1948 – olie op canvas – 79 x 59,5 cm

Andere werken kan ik helemaal niet thuisbrengen: geometrische abstracte composities, de ene in zwart, wit en blauw, de andere in opzichtige kleuren. Ze blijven me uitdagen zonder dat ik er een antwoord op heb; misschien net daarom blijven ze me intrigeren.

 ‘Chauffeur’ (olie op canvas) dateert van 1948, maar het is een thema dat vanaf 1954 vaak terugkomt.  Het gaat telkens over een eenzame buschauffeur, meestal rugwaarts, soms frontaal geportretteerd. In het eerste werk, dat van 1948, toont hij de chauffeur brutaal realistisch in een bijna geometrisch abstracte omgeving, met een eindeloze horizon. Het onderwerp baadt in een blauw dat niet van deze wereld lijkt, terwijl de horizon er herkenbaar maar mysterieus uitziet. Aanlokkelijk? Of gevaarlijk? De chauffeur rijdt er resoluut heen, het avontuur of een onzekere toekomst tegemoet. Herkent de schilder zich in zijn onderwerp? Een schilderij dat vragen oproept is interessanter dan een dat antwoorden biedt. De compositie is een plezier om naar te kijken.

boven links: Hij en zij (figuratieve compositie n° 869) – ongedateerd – gouache, papier – 29,5 x 41,8 cm
boven midden De wachtrij blijft – 1956 – gouache, aquarel, papier – 99,6 x 150,8
boven rechts: Meneer de president – 1955 – aquarel, papier – 29,5 x 41,6 cm
onder: Hinkend  (figuratieve compositie n° 601) – ongedateerd – inkt, papier, 29,6 x 41,7 cm

Tussen 1950 en 1955 probeert Wróblewski zich te verzoenen met het socialistisch realisme, zoals ‘kameraad’ Stalin dat had gedicteerd. Maar zijn oversten, noch hijzelf zijn tevreden met het resultaat. Hij wil wel realistische composities maken, maar weigert gewone mensen af te beelden als stachanovistische helden. De leugen is aan hem niet besteed. Liever schildert hij ze tijdens een rustpauze (‘Pauze tussen het werk’ uit 1954). In die periode maakt hij ook taferelen waarin vrouwen de hoofdrol vertolken – hij bewondert hen voor hun onvoorwaardelijke liefde, hun kracht en hun zelfopoffering. De schilderijen over zijn gezin – hij huwt in 1953, hun zoontje wordt een jaar later geboren en een dochter in 1956 – tonen een zorgeloze tijd, een korte periode van geluk.

Vanaf 1955 raakt Wróblewski meer een meer gefrustreerd door de mislukking van het communistisch ideaal; hij zet zich ronduit af tegen het verstikkende socialistisch realisme. Hij begint sarcastische werken te maken, zoals ‘Meneer de president’, van het kleine mannetje dat zijn troepen schouwt; of ‘Hinkend’, van een hoogwaardigheidsbekleder die theatraal vanuit de hoogte de trap afdaalt; ‘Stoelen’- een reeks tekeningen en schilderijen, van mensen van alle slag, die verveeld, het verstand op nul en de blik op oneindig, achter elkaar op stoelen zitten te wachten… op Godot wellicht. (Ik ben ooit nog in Rusland geweest ten tijde van de ‘stagnatie’, in 1975 en ik herinner me die ellenlange rijen voor de winkels nog levendig).

Wróblewski schildert vanaf dan veel vrijer, hij maakt o.a. figuratief-abstracte illustraties en tekeningen op het werk van Apollinaire (die een Poolse moeder had); zijn werk wordt steeds vreemder, creatiever, suggestiever.

Schaduw van Hiroshima – 1957 – olie, houtskool op canvas – 133 x 100 cm

Eén zo een doek is ‘Schaduw van Hiroshima’ uit 1957. Het is een silhouet van wat ooit een mens was, maar nu ontmenselijkt, een monochromatisch vlak, half doorschijnend op een dode achtergrond, een contour die verdwijnt in een eindeloze leegte. Als je wil weten hoe het leven er na een kernbom uitziet, kijk dan naar dit schilderij.

Andrzej Wróblewski sterft tijdens een wandeling in het Tatragebergte, op 23 maart 1957, wellicht na een aanval van epilepsie, 29 jaar oud. Hij was vanuit Litouwen naar Polen gekomen om kunstenaar te worden. Hij kreeg er slechts tien jaar de tijd voor. Hij was een scherpzinnig waarnemer, een gevoelsmens, maar tegelijk een meedogenloos verteller. Als je ooit een tentoonstelling van hem kunt zien, twijfel niet, maar verwacht geen gemakkelijke, leuke plaatjes.

Het laatste woord is voor Andrzej Wajda, zijn beste vriend, die in 1956 zijn eerste solotentoonstelling organiseerde en die later, als kineast, veelvuldig gelauwerd zou worden op het Festival van Cannes:

The hour when I first saw one of Wróblewski’s ‘Executions’ may well have been the most important moment of my life. It may have been then that I gave up painting and decided to seek another path for myself. It may have been then that I understood that our generation was a generation of sons who had to recount the fate of their fathers because the dead could no longer speak. Andrzej Wróblewski was a continuator of the great line of Polish Romantic artists, those who are sent to us by the dead.”

Tekst en foto Rik Guns

Plaats een reactie